Ongelofelijk wat er hier ligt alleen al op een paar luttele vierkante meters. Bij het eiland Dael wordt een berg afval opgehaald waar je stil van wordt. Het is haast een droevig beeld, deze berg zakken gemixt met autobanden en ander grofvuil als stukken half vergaan geplastificeerd plaatmateriaal, velgen, oude visnetten, schoenen en natte kleding zo tussen het bloeide landschap. In de zakken stoppen we kleinere stukken afval; plastic zakjes, hard plastic voorwerpen zoals speelgoed, kitspuiten en ander bouwafval, onderbroeken (ja echt, heel veel!) en stukken blik en metaal. De afvalberg van vorige week ligt er even verderop ook nog om opgehaald te worden, alweer aangevreten door vogels. Het afval op straat is er niets bij. Van een hele andere orde. Eentje waarvan je er nog aan wil beginnen omdat je weet dat er een einde aan komt. Maar dit is anders. We laten de poetsdoeken van stof liggen omdat het er gewoonweg te veel zijn, en ze zijn zo zwaar als ze nat zijn. Een zak met nat stof is na twee minuten al niet meer te tillen. We focussen ons op het plastic. Af en toe vinden we een portemonnee; één van de vrijwilligers verzamelt de pasjes die hierin soms achterblijven om daders van dump op te kunnen sporen. Ik vind een oude oranje bankkaart van de ING. De naam is nog leesbaar en ik stop hem bij de verzamelaar in z’n jaszak. Na drie uur intensief (lees met kruiwagens!) zooi van links naar rechts sjouwen, verlaat ik deze plek met een ietwat dubbel en niet geheel voldaan gevoel. We hebben dan wel veel afval opgehaald, maar het zware werk van vandaag is maar een druppel op een gloeiende plaat. Want dit plekje is eigenlijk nog lang niet schoon.